Köthen

kothen.jpgOp Maandag trok ik van Dessau naar het slechts 20 km zuid-westelijk gelegen Köthen, een pittoresk stadje met nu zo‘n 35.000 inwoners. In de tijd dat Hahnemann hier woonde en werkte , van 1821 tot 1835, het jaar dat hij met zijn tweede vrouw Melanie naar Parijs vertrok, was het een oud versterkt vestingstadje met zo‘n 6000 inwoners, een hertogelijk paleis en twee protestantse kerken. Hahnemann vond het in het begin, toen hij net uit het bruisende en intellectuele Leipzig was vertrokken maar saai in Köthen, dat hij ‘een miserabel gat ‘noemde. Hij kwam overigens in Köthen terecht met een schriftelijke toestemming op zak van Hertog Ferdinand van Anhalt-Köthen zowel om er zich te vestigen, als om er medicijnen te mogen maken, wat hem eerder in Leipzig in 1820 door de rechter verboden was.

Het was een kort ritje naar het stadje, dat mij zou laten ervaren , dat hier nog volop de serene sfeer uit de tijd van Hahnemann voelbaar was. Ik merkte als het ware, dat het hele stadje nog een energie met een hoog trillingsgetal had, waar ik makkelijk op mee resoneerde. Op mijn intensieve tocht door dit stadje zou ik steeds, als van boven geregeld, de juiste, en alleraardigste, mensen op het juiste moment tegenkomen.

Het begon al ,toen ik rond 10 uur s‘ochtends uit mijn auto stapte aan de Hallesche Strasse, even buiten het prachtige stadscentrum, dat nog bijna geheel de sfeer uitstraalt van de 17-18e eeuw . Ik wilde om me heen kijken ,op zoek naar iemand die me het oude woonhuis van de grondlegger van de homeopathie kon wijzen. Meteen botste ik tegen een wat oudere man op, die op dit vroege uur al naar alcohol rook. Of hij het woonhuis van Hahnemann wist. ‘Oh, der alte Doktor‘,sicher! ‘ En hij wees mij feilloos de weg naar de Wallstrasse, zo genoemd omdat deze straat direct langs de oude stadsmuur loopt . Op de hoek van de Bartleichpromenade , waar ik vandaan kwam, zag ik een bordje ‘Hahnemannhaus‘ .En mijn hart ging sneller kloppen, want om de hoek kwam ik in de Wallstrasse, een straat met prachtige kinderkopjes, met links en rechts fraaie oude straatlantaarns en vele mooie renaissancistische huizen, in geelbruine kleuren, die ik eerst helemaal moest doorlopen, om uiteindelijk verderop bij een bocht in de straat uiteindelijk het woonhuis van Hahnemann aan te zullen treffen. Er hadden in de tijd van Hahnemann meer homeopathische artsen in deze straat gewoond.

Op nr 68 bevond zich het huis van Gottfried Lehmann, ook homeopathisch arts , die in 1832 om gezondheidsredenen , ook van vrouw en kinderen, naar Hahnemann was toegegaan voor behandeling en die een dusdanig goede band met hem kreeg, dat hij de associé en latere opvolger van Hahnemann werd, toen deze naar Parijs was vertrokken. Ook Theodor Mossdorf, die in 1822 met Hahnemann‘s jongste dochter Louise trouwde, en er later weer van scheidde, woonde een tijd in het huis bij de Hahnemann‘s in, en had daarna zelfs een kleine homeopathische kliniek in deze zelfde Wallstrasse. Hij had de homeopathie bij de meester zelf aan de universiteit in Leipzig geleerd en had daar toen ook meegedaan aan de testingen van Hahnemann . Hij was ook met Hahnemann meegereisd bij diens verhuizing van Leipzig naar Köthen in 1821 middels een konvooi van 11 postkoetsen.

Er woonden ook tegenstanders van Hahnemann in deze Wallstrasse . Zo bevond zich het huis van Johann van Brunn , lijfarts van de hertog, en zijn zoon Julius, op de plek waar nu het gele gebouw van het Ludwigsgymnasium staat, de voormalige Bach-school. Maar deze beide mannen hebben het Hahnemann tijdens zijn verblijf in Köthen feitelijk geen enkele keer lastig gemaakt. Halverwege de Wallstrasse , op de T-spitsing met de Schulstrasse, waar op de hoek een mooie Ierse pub ligt, bevindt zich de Bachplatz met een standbeeld van Johan Sebastian Bach, die ook in Köthen heeft gewoond en gewerkt rond 1720, als hofkapelmeester op het Slot van vorst Leopold von Anhalt-Köthen. Hier schreef Bach in die tijd ook de Brandenburger Concerten.

Verder doorlopend in deze met prachtige hoge bomen omzoomde statige straat, met huizen, gekleurd in de typische pasteltinten, die je overal in oude Oost-Europese stadjes ziet, en waar je in gedachten zo de koets van Hahnemann kunt zien en horen rijden met het ijzeren geluid van de wielen over de straatkeien , kwam ik tenslotte bij het in een flauwe bocht gelegen huis met nummer 47, dat Hahnemann op 13 juni 1821 van ene dokter Heinrich aankocht. Een groot, nu leegstaand huis, lichtgroen getint, met donkerder groene luiken langs de beneden-ramen, en oranje-rode dakpannen. Nog voor de bocht staat ,vast aan het huis, een schutting. Ik hoorde dat er geen bouwakte meer van het huis te vinden blijkt te zijn. Dus het is niet bekend, hoe oud het precies is. Er was voor mij geen mogelijkheid om zelf een kijkje in het huis te nemen. Dat beaamde even later ook een ambtenaar in het Rathaus van Köthen. Heel jammer, maar het was niet anders. De plek had echter voor mij een duidelijke uitstraling, statig en krachtig van aard.

Boven de niet in zo beste staat verkerende bruine voordeur is een gedenksteen in de gevel aangebracht door Paul Lutze, de zoon van de later nog te noemen Dr.Lutze, met de tekst: ‘In diesem Haus wohnte und wirkte von 1821 bis 1835 der Erfinder der Homöopathie Hofrath Dr. Fried. Christ. Samuel Hahnemann‘. De titel Hofrath was volgens Cook door hertog Friedrich Ferdinand van Anhalt-Köthen in 1822 aan Hahnemann verleend, toen deze hem officieel benoemde tot diens lijfarts. Net om de hoek van de straat op de langere kant van het huis naast het venster is een ovaalvormige houten gedenkplaat aan de gevel bevestigd , met de zwart-witte kop van Hahnemann erop en met rode en zwarte letters de tekst: ‘Ehem. Wohnhaus und Wirkungsstatte von Dr. Christian Friedich Samuel Hahnemann (1755-1843), dem Begrònder der Homöopathie, in Köthen ttig von 1821-1835, erbaut 2.0.18.jh.‘.

Uit beschrijvingen van Lutze, Haehl en Cook kon ik een redelijk compleet beeld van het huis krijgen, ondanks dat ik binnenin niets zelf heb kunnen waarnemen. Bij het binnenkomen via een grote eiken voordeur van het 2-verdiepingenhuis had je een buitengewoon grote hal. De hal in een huis werd in vroeger tijden niet alleen gebruikt om elkaar even in te treffen, maar ook echt om in te leven. Ten tijde van Hahnemann werd die hal gebruikt als wachtkamer voor de patienten, die dan door zijn dochters Eleonore, Charlotte of Louise werden opgevangen. Links had je dan een lage kamer, die gebruikt werd als spreekkamer, waar Hahnemann al vroeg in de morgen patienten ontving. Dan had je een tweede kamer en aan de rechter kant van de hal een derde kamer, de studeerkamer van Hahnemann, met aan de muur een portret van hem van de hand van de Duitse schilder Schoppe, dat hij in 1829 had gekregen bij zijn gouden doktersjubileum. Verder stond er volgens Cook een oude vleugel in deze kamer en er waren een aantal klokken, die Hahnemann iedere dag plachtte op te winden . In deze kamer converseerde Hahnemann s‘avonds na een lange dag praktijk met vrienden en studenten als Stapf, die Hahnemann‘s meest intieme vriend werd, Gross, Hartmann, Ruckert, von Bönninghausen, Hering en Brunnow. Er werd soms wat mild bier gedronken en hij rookte zijn lange Turkse pijp, zittend in een leunstoel ,midden in de kring vrienden.

Achterin de hal was de trap naar de bovenverdieping. Boven was alles voor het gezin. Daar had je de keuken , de leefkamers en de slaapkamers, die allen laag waren. In de oude keuken zou nu nog een systeem voor rookafzuiging te zien zijn.

Door een deur in de hal tegenover de voordeur kon je naar de lange smalle tuin, omzoomd door een hoge muur. Hier in deze tuin hield Hahnemann zijn wandelingen, zelfs ‘s nachts, met een lantaarn in de hand. Achterin de tuin was een met klimop bedekt prieeltje, waar hij het grootste deel van zijn ‘Chronische Ziektes‘ schreef, en de tweede versie van de ‘Reine Arzneimittellehre‘, al of niet pijprokend, en waar hij collega‘s ontving. Het boek van Ritter toont ook een foto, waarop te zien is, dat deze tuin niet direct aan de straat grensde. Na zijn tweede huwelijk verkreeg Hahnemann in 1835 ook het huis ernaast . In ieder geval had hij het bestemd als een plek voor zijn ongehuwde dochters Charlotte en Louise , omdat na zijn huwelijk in dat jaar met Melanie zij met elkaar uit onmin nooit onder een dak zouden kunnen leven. Er werd in de muur van zijn eigen tuin een kleine doorgang gemaakt, die beide huizen verbond. Hier bleven de dochters van Hahnemann wonen tot na zijn dood. Ik heb niet kunnen achterhalen of hun huis links of rechts van Hahnemann‘s huis was gelegen. Nu is er aan één kant van het huis, even na de bocht, nog wel een aangrenzend pand waarneembaar. Maar aan de kant van het huis voor je de bocht omgaat, is op de plaats waar vroeger een klooster van Barmhartige Broeders stond, nu alleen een schutting te zien . Als je daar over heen kijkt zie je alleen een onverzorgd verwilderd stukje grond , maar geen prieeltje of tuinhuisje, of iets wat lijkt op de afbeelding van de vroegere tuin in het boek van Ritter. Ook het overdekte houten balkon, dat volgens Cook om de hoek van het huis heenliep, en ook te zien is op een foto uit Ritter‘s boek, heb ik niet waargenomen In zijn huis vond Hahnemann alles wat hij wenste. Er was ruimte voor praktijk, voor wetenschappelijk werk, om te lezen, en er was ruimte voor het gezin dat hem met veel liefde omgaf. De opgroeiende dochters hielpen hem met het maken en het testen van medicijnen.

Na het vertrek van Hahnemann naar Parijs bleven zijn dochters Charlotte en Louise nog in dit huis wonen . Tot 1994 was het pand in prive-bezit. Nu is het eigendom van een Vereniging ter bevordering van de homeopathie. Het huis moet een ontmoetingsplek worden voor homeopathen, en te zijner tijd plek bieden aan jonge onderzoekers op het gebied van de homeopathie . Tevens zal er een bibliotheek worden ingericht. Ook de tuin zal weer worden aangelegd zoals in de tijd van Hahnemann, met groenten en kruiden, bomen en struiken.

Via de Stiffstrasse liep ik naar het centrum van Köthen. Hier moet Hahnemann zelf vaak ook gewandeld hebben, zoals hij gewend was na het middagspreekuur. Cook haalt von Brunnow aan, die beschrijft hoe ‘de oude heer met buitengewoon intelligente gelaatstrekken wandelt , waardig gearmd met zijn enigszins corpulente echtgenote en gevolgd door zijn twee paren blozende dochters‘. In deze Stiffstrasse bevindt zich de Lutherse St. Agneskerk, waar de begrafenisplechtigheid van Hanemann‘s vrouw in 1830 plaatsvond. Zij stierf in Hahnemann‘s armen, 76 jaar oud, aan een bronchitis. Zij was zijn steun en toeverlaat. In dezelfde kerk trouwde hij 5 jaar later voor de tweede keer met Melanie d‘Herville-Gohier. Verder vonden er ook de trouwerijen plaats van Hahnemann‘s dochters Amalie en Louise in 1822, Eleonore in 1831 en ook de uitvaarten van respectievelijk Eleonore, in 1846 dood aangetroffen in een meer bij Köthen, Amalie (1857), Charlotte (1863), en Louise (1878). De graven van de familie Hahnemann op het Alter Friedhof aan de Promenade, de buitenste ringweg van Köthen. zijn niet meer terug te vinden.

In het centrum van Köthen, op het prachtig ,rustige marktplein met het Rathaus en de Jacobskirche wilde ik in het Rathaus bij ‘burgerbevolking‘ informeren of en waar er nog meer sporen van Hahnemann in deze stad te vinden waren. Ik werd te woord gestaan door een erg vriendelijke ambtenaar, die zich vereerd voelde , dat er iemand uit Nederland speciaal naar het verre Köthen was gekomen voor diens illustere stadsgenoot. Hij liep met me mee naar het naast het Rathaus gelegen kantoortje voor Touristinformation. Daar vertelde een gastvrije mevrouw, dat de stad Köthen een standbeeld voor Hahnemann had gepland vór de grote St.Jacobkerk , ook op de Marktplatz, maar dat dit standbeeld , in brons uitgevoerd door een zekere Carl Steinhauser , uiteindelijk vanaf 1851 in Leipzig terecht kwam. Verder vertelde ze mij ook dat er een expositie van Hahnemann te zien was, in het museum, ondergebracht in de Ludwig-Bau van het Schloss van Köthen, gebouwd in 1610 door Vorst Ludwig von Anhalt-Köthen . Echter op maandag, vandaag dus, was het museum dicht. De vrouw zag mijn teleurstelling en ook het belang van mijn bezoek ,en besloot een zekere Inge Streuber thuis te bellen om haar te vragen of het toch mogelijk was voor mij om de expositie te bezichtigen. Zij is de gidse van het Slotmuseum, en geeft daar vooral rondleidingen in het Bach-gedeelte van dat museum, maar eigenlijk nooit in het Hahnemann-gedeelte, waar zij toch ook het nodige over wist, gezien het feit dat ze ook schrijfster is van een prachtige brochure over de homeopathie in Köthen, die ik even daarvoor bij de Touristinfo had gekocht. Daarom vond zij het geweldig nu eens haar kennis over te brengen op iemand die zeer geinteresseerd was juist in de persoon Hahnemann. Dus was het voor haar geen punt om mij op haar vrije dag een privé-rondleiding te geven in het Schloss. Aldus afgesproken, wandelde ik tegen 14.00 uur naar het Slot, vlakbij de Schlossplatz, waar zich het ‘Hertogelijk Huis‘ van Gouverneur Joseph von Sternegg bevindt, die eerder al patient van Hahnemann was, en er mede als hoveling van de hertog voor had gezorgd, dat Hahnemann in 1821 toestemming van deze hertog kreeg om zich in Köthen te vestigen.

De hertogen van Anhalt-Köthen bewoonden het Slot vanaf 1610 tot 1847, toen het hertogengeslacht uitstierf. In het kasteel en wel in de LudwigBaue, gebouwd door vorst Ludwig von Anhalt-Köthen is meteen in 1610 tevens een apotheekmagazijn ingericht, waar kruiden gedroogd werden, en pillen , poedertjes en essenties gemaakt .Het Slot kent ook nog een Ferdinand-Baue , gebouwd rond 1800, waar de eerder genoemde Hertog Ferdinand zijn vogelpreparaten-museum had. In de Ludwig-Baue bevindt zich nu naast de prachtige Troon- of Spiegelzaal een bekende tentoonstellingsruimte over Bach , waar menig toerist op af komt. Echter ik kwam voor de expositie gewijd aan Hahnemann in diezelfde slotvleugel.

Deze prachtige, en tegelijk intieme tentoonstelling bleek ook gewijd aan een andere, voor mij tot dan toe onbekende, maar in de tijd van Hahnemann blijkbaar zeer charismatische homeopaat Dr.Lutze, die op zijn beurt veel bewondering bleek te hebben voor zijn tijd- en stadgenoot Hahnemann, terwijl ze beiden weinig tot geen contact met elkaar bleken gehad te hebben. Wel had Lutze contact met de dochter van Hahnemann, en ter ere van de 100e geboortedag van haar vader, opende hij op 10 April 1855 de Lutze-klinik aan de Springstrasse in Köthen. Lutze was vanaf 1846 ook de bewaker van vele aandenkens aan Hahnemann, die eerst door Charlotte en Louise werden beheerd. Nu zijn ze te bewonderen in deze fraaie expositieruimte, waar ik die maandag helemaal alleen mocht ronddolen, over de krakende glanzend bruine houten vloeren.

Ik zag er de belangrijkste werken van Hahnemann: de ‘Organon‘, het ‘Apothekerslexicon‘, de Materia Pura, en de in Köthen geschreven ‘Chronische Ziekten‘. Ook de zes banden van de eerste editie van de ‘Reinen Arzneimittellehre‘ met de handgeschreven correcties van Hahnemann . Je kunt er verder de akten zien voor de feestelijkheden voor het 50-jarig artsenjubileum van Hahnemann in 1829, de schrijfattributen -inktsetje en penneveer- van de meester zelf, verschillende bustes, en beelden van Hahnemann, een verzameling medicijnen, in een prachtig oude ampullendoos . Ook is er de overlijdensakte van Johanna Kòchler te zien, en de trouwakte van zijn tweede vrouw Melanie , vlak naast elkaar. Aan het begin van de expositie staat een prachtig groot gebrandschilderd raam opgesteld met een afbeelding van de koppen van de twee Köthense homeopathische artsen -Hahnemann en Lutze.

Dit voormalige Slot van de hertogen van Anhalt-Köthen is een ook uit historisch opzicht prima lokatie voor een Hahnemann-museum. Immers Hahnemann zelf kwam hier regelmatig als lijfarts van Groothertog Friedrich Ferdinand en diens vrouw. Je kunt hier in Köthen nog helemaal de route nalopen, die Hahnemann ging van zijn woonhuis aan de Wallstrasse, en dan waarschijnlijk via de Hirtengasse en de Gartenstrasse naar het Schloss. . Mijn prive-gidse van die dag vertelde dat een week eerder nog een andere spoorzoeker naar Hahnemann bij haar langs was geweest. Het bleek weer dezelfde Herr Landmann, voorzitter van de Meissense Hahnemann-Verein te zijn, die ook bij de Pastorin in Dessau op bezoek was geweest. Deze man bleek een heel jaar uit te trekken om Hahnemann‘s voetsporen na te gaan ter voorbereiding van een groot symposium in Meissen zelf, rond april 2005, ter viering van de 250e geboortedag van Hahnemann . Inge bood aan naar Meissen te bellen, en regelde een afspraak voor me , later in de week ,met een plaatsvervanger van Landmann in de kloosterruine ‘Heilige Kreuz ‘ in Meissen , waar de Hahnemann-Verein gevestigd is.

Verder vertelde ze mij, dat er zich een ‘Hahnemann-Dauerausstellung‘ bevindt in het Institut fur Geschichte der Medizin van de Robert-Bosch-Stichting, aan de Straussweg te Stuttgart. Toen ze dat vertelde herinnerde ik me plots weer, dat me bij het lezen van de Hahnemann-biografie van Hans Ritter op was gevallen, dat de meeste illustraties ondertiteld waren met ‘ Forsschungsstelle des RBK, Stuttgart‘. Nu kon ik dat plaatsen. Ik zou dus ook nog een keer naar Stuttgart moeten, stelde ik vast, net als naar Parijs.

Van de twee beroemde Köthenaren ,Hahnemann en Lutze is nog een prachtig groot monument te bewonderen aan de rand van het Slotpark ,het Hahnemann-Lutze Denkmal. Dit werd opgericht door een vermogend Köthener koffiefabrikant Louis Wittig, uit dankbaarheid voor een genezing door Dr.Lutze, in 1880. Het bevindt zich exact op de hoek van de Springstrasse en de Theaterstrasse, en heeft 3 grote componenten : aan beide kanten de busten van Hahnemann en Lutze en in het midden een beeld van Hygieia, de godin van de gezondheid. Onder dit beeld staat de alom bekende spreuk ‘Similia similibus curentur‘. Het was voor mij een indrukwekkende dag in Köthen, waar voor mijn gevoel nog veel Hahnemann-energie te voelen was , en waar nog met waardering en eerbied over een illustere vroegere stadgenoot werd gesproken, die hier duidelijk niet in de vergetelheid was geraakt.