Gelijksoortigheid: het kernbegrip in de homeopathie.  


Rond 1790 nam de Duitse arts Hahnemann zelf kinine in, omdat hij wilde nagaan wat de effecten op hem zelf waren. Hij was niet tevreden over de verklaring die een Schotse hoogleraar Cullen gaf over de werking van kinine. En wat bleek: hij kreeg allerlei lichamelijke symptomen , die leken op malaria. Hij noemde de effecten van kinine die hij nu aan den lijve ondervond een kunstmatige ziekte of geneesmiddelenziekte.

Hij kende ook de natuurlijke  ziekte malaria, omdat hij die een keer echt opliep, toen hij rond 1778 in Roemenie verbleef in de delta van de Donau, waar ook de malariamug huis hield. In die tijd was ook bekend dat kinine  een middel tegen malaria was.  Dus stelde  Hahnemann vast dat hij malaria-achtige  verschijnselen kreeg, van een geneesmiddel, kinine, dat ook malaria kon genezen. Hij formuleerde  zijn bevinding als volgt :  ‘Wat iets veroorzaakt , namelijk een kunstmatige  ziekte, kan de daarop  gelijkende natuurlijke ziekte ook genezen’. En hij voegde er aan toe: ‘als de kunstmatige ziekte tenminste net even iets sterker is, dan de natuurlijke ziekte’. Een zwakkere ziekte wordt namelijk  uitgedoofd door een sterkere ziekte, die er qua vorm op lijkt. Dat constateeerde hij toen hij  een kind zag met chronisch exceem dat definitief van het exceem werd genezen, toen dat zelfde kind acute mazelen kreeg. De uitslag bleef weg ook toen de mazelen over was.  De sterkere ziekte, mazelen in dit geval, nam  de plaats in van de zwakkere  er op lijkende aandoening , het exceem,  en doofde  daarna zelf ook uit.

Zo kan dus iedere natuurlijke ziekte, die we kennen, genezen worden door een iets sterkere er op lijkende ofwel gelijksoortige kunstmatige geneesmiddelenziekte,  die daarna ook weer vanzelf geneest.
Dit gelijksoortigheidsprincipe is de kern van de homeopathie . Hahnemann publiceerde hierover in 1796 in het ‘Hufelandjournaal’.  Om die reden noemen we 1796 wel het geboortejaar van de homeopathie .
Het woord `homeopathie`is ook opgebouwd uit twee andere woorden:  het Griekse woord ‘homoios’, wat ‘gelijksoortig’ betekent en ‘pathos’ wat staat voor ‘lijden’ .
Het gelijksoortigheidsprincipe wordt ook het similiaprincipe genoemd. In dit woord zit het Latijnse woord `similia`wat  ook `gelijksoortig`  betekent. 
Hahemann vatte dit principe samen met de Latijnse spreuk: `Similia similibus curentur`, wat we vertalen met : `Het gelijke worde genezen met het gelijksoortige `.
Ziekteverschijnselen  kunnen dus genezen worden door geneesmiddelen, die in staat zijn bij gezonde mensen dezelfde klachten of symptomen te veroorzaken.  Je kunt als homeopaat dus veel patienten helpen, als je kennis hebt van zoveel mogelijk natuurlijke ziektes – en als arts heb je dat uiteraard op de universiteit geleerd – en van zoveel mogelijk geneesmiddelenziektes.

Iedere homeopaat moet wel de werking van zo`n 200 meest bekende geneesmiddelen paraat hebben. De werking van geneesmiddelen,  te weten de bij testing op gezonde proefpersonen ontstane kunstmatig opgewekte ziektesymptomen, staan beschreven in Materia Medica`s, geneesmiddelenboeken.
Hahnemann leerde na de kinineproef nog veel meer andere medicijnen qua werking kennen door die ook weer op zich zelf uit te testen of op zijn gezinsleden of studenten. Hij was immers sinds 1821 lector in de geneneskunde aan de Universiteit Leipzig.

Door die geneesmiddelentestingen  kwam hij te weten welke symptomen ofwel kunstmatige ziektes deze middelen konden ontwikkelen. Zo kon hij allerlei geneesmiddelenziektes beschrijven die hij weergaf  in zijn eerste Materia Medica Pura , die in zes delen verscheen tussen 1811en 1821 . Als hij dan een zieke patient zag met een bepaalde natuurlijke ziekte, die zich uitte in bepaalde symptomen, hoefde  hij alleen maar te weten welke stof gelijksoortige symptomen kan ontwikkelen bij een gezonde mens – en hij kon dat terugvinden in zijn eigen Materia Medica , en hij  wist dan, dat die stof het juiste of passende  geneesmiddel kon zijn voor die zieke patient.

Iedereen heeft wel eens een bijensteek gehad, en weet dat die een warme, rode zwelling op kan leveren, en stekende pijn. Dat wordt veroorzaakt door het gif van de bij, waar het homeopathisch geneesmiddel Apis mellifica van is gemaakt.  We kunnen dus zeggen dat iedereen de geneesmiddelenziekte van Apis wel ooit zelf ervaren of uitgetest heeft . Als we nu een natuurlijke ziekte hebben, die dezelfde symptomen heeft als net omschreven, dan is die ziekte ook te genezen met Apis. Zo`n natuurlijke ziekte is bijvoorbeeld angina of keelontsteking. Daarbij zien we ook een rode zwelling, namelijk van de amandelen, die ook een stekende pijn veroorzaken, zeker als men slikt. Bovendien is er ook warmte, zoals koorts. Zo kan een homeopaat een angina soms genezen met Apis. Het zal nu vanzelfsprekend helder zijn, als ik zeg, dat de gevolgen van een bijensteek òòk met Apis te genezen is.

Tegenwoordig kan iedere homeopaat met een prachtig computerprogramma een analyse maken, om het meest passende geneesmiddel uit te zoeken, wat past bij het totale beeld van de klachten , de constitutie of het gestel en het karakter van de patient.

Het zoeken en het vinden uiteraard van  het meest passende gelijksoortige geneesmiddel is de ware kunst van het vak.